De anatomie van protest zonder kompas
Soms gaan mensen de straat op omdat ze niet meer kunnen ademen.
Moslims die voelen hoe hun blik wordt geweerd, hun bestaan verdacht gemaakt.
Ze protesteren niet uit ideologie, maar uit noodzaak.
Een poging om zichtbaar te blijven in een samenleving die hen liever overslaat.
Soms gaan mensen de straat op omdat ze vinden dat anderen te veel ademen.
Opstandelingen die hun land zien veranderen, hun cultuur verdunnen,
hun woede richten op de ander die ‘elders’ vandaan komt.
Hun protest is geen verdediging, maar een poging tot wissen.
Beide groepen zeggen: “Wij worden bedreigd.”
Beide groepen voelen zich verraden, genegeerd, geminacht.
En vroeg of laat, als frustratie geen taal meer vindt, wordt protest agressie.
Niet om gehoord te worden, maar om te overschreeuwen.
Dan vervaagt het verschil tussen verdediging en aanval.
Dan weet niemand meer wie begon.
Dan wordt haat een circulair systeem,
aangewakkerd door framing die beide kampen reduceert tot ‘maatschappelijke onrust’.
Alsof de context irrelevant is. Alsof de intentie niets zegt.
De rechtsstaat noemt protest een grondrecht.
Maar wat als dat protest oproept tot uitsluiting, tot geweld?
Wat als het recht om te spreken wordt gebruikt om het zwijgen van de ander af te dwingen?
Dan wordt tolerantie een sluiproute naar ondermijning.
Normen vervagen. Reflectie verdwijnt.
Wat ooit begon als een roep om rechtvaardigheid, eindigt als een strijd om uitwissing.
En niemand vraagt nog: waar deden we het ook alweer voor?
Rust? Vrede? Liefde?
Wat overblijft is de echo van een samenleving die zichzelf niet meer herkent.
Een protest zonder kompas.
Een strijd zonder richting.
Een haat die zichzelf voedt, tot er niets meer is om te verdedigen.
Reacties
Een reactie posten